artikel

‘Door de kraakacties werd de Bijlmer definitief zwart.’

‘Sommige woningen veranderden in gokhuizen en striptenten, kippen werden in een enkele woonkamer boven een vuurtje gegrild zoals dat in Suriname gebeurde.’

‘Na de chaotische en onschuldige jaren volgde een duistere periode: het drugsprobleem.’

De Volkskrant, 6 september 2017

Feest op de gang

De radiodocumentaire Gliphoeve gaat over de kraak van de roemruchte Bijlmerflat. Daarmee zeggen de makers ook iets over de geschiedenis van de Bijlmer.

Door Nadia Ezzeroili

‘Als je voor die flats staat, heb je de deur. Links van de deur heb je een keuken. De keuken heeft een raam. Boven dat raam zit een luik. Daar gaat je koevoet in. Je wipt het raam open. Je trok je broekriem uit. Die gooide je dan naar beneden, en daarmee haakte je het scharnier waarmee het raam vastzat open. Boem!’

In een van de eerste scènes van de radiodocumentaire Gliphoeve – een vergeten strijd legt Guilly Koster, programmamaker en Bijlmerbewoner van het eerste uur, gedetailleerd uit hoe bijna honderd flatwoningen in de zomer van 1974 werden gekraakt om Surinaamse gezinnen te huisvesten in de Bijlmer. De kraakactie, een van de eerste uitingen van zwart activisme in Nederland, was volgens de krakers nodig omdat de overheid zich te weinig bekommerde om het lot van duizenden Surinamers die als Rijksgenoten naar Nederland emigreerden. In afwachting van een door de overheid toegewezen sociale huurwoning woonden veel Surinamers al jaren in pensions, terwijl het nieuwbouwproject in de Bijlmer juist kampte met leegstand: de Amsterdamse middenklasse week steeds vaker uit naar andere woongebieden vanwege een gebrek aan winkels en openbaar vervoer in de omgeving.

NOSTALGIE
De kraakactie was destijds groot nieuws. Met de komst van honderden Surinamers vreesden omwonenden en politici opstand, gettovorming en overlast. Maar vraag (oud)bewoners naar de chaotische jaren die op de kraakactie volgden, dan heerst vooral de nostalgie, zo ontdekten radiomaker Maartje Duin en schrijver Daan Dekker, die voor de VPRO een web- en radiodocumentaire over de Gliphoeve maakten. De Volkskrant ging met Duin en Dekker naar de plek waar het begon.

Dekker, die voor zijn boek De betonnen droom (2016) eerder al in de geschiedenis van de Bijlmer dook, wijst vanaf het paadje op een groene strook naar de flat Gravestein, die vroeger nog Gliphoeve 1 heette. ‘Vóór de kraakactie stond Gliphoeve 1 al bekend als de Surinaamse flat.’

Dat er zo veel Surinamers woonden, was bijzonder voor die tijd, zegt Dekker, want de meeste woningbouwverenigingen zaten niet te wachten op Surinaamse huurders. ‘Slechts 10 tot 15 procent van de beheerde woningen werd aan Surinamers toegewezen. Ze waren bang voor het onbekende. Uitzondering was de kleine woningbouwvereniging Ons Belang, die misschien niet persé in het belang van Surinaamse gezinnen dacht, maar vooral de leegstaande woningen in de Bijlmerflat zo snel mogelijk wilde verhuren.’

Dekker draait zich om en wijst naar het gebouw aan de overkant. Die flat, Geldershoofd, heette toen nog Gliphoeve 2 en was zo goed als leeg. De woningen werden beheerd door woningbouwvereniging Zomers Buiten – de verhuurder die volgens Dekker pertinent geen Surinaamse bewoners wilde. Dekker: ‘Ze hadden liever leegstand dan Surinamers in die woningen.’

Ondertussen groeide de onvrede in de nog kleine Surinaamse gemeenschap in Amsterdam. Hun positie als Rijksgenoot bleek een deceptie: ze gingen uit van een gelijkwaardige behandeling, hoopten op een goede toekomst, maar kwamen terecht in vervallen, krappe en brandgevaarlijke pensions. Onder leiding van de Surinaamse activist Just Maatrijk, die toen al enkele jaren in de Bijlmer woonde, ging een groep Surinamers de barricaden op voor hun landgenoten uit de voormalige kolonie. ‘Wonen is geen gunst, maar een recht’, was het credo. Ze demonstreerden en schreven brieven aan de gemeente Amsterdam. De activistische groep trok op 28 juni 1974 met koevoeten de Gliphoeve in. Dekker: ‘Dat kraken hadden ze trouwens in Nederland geleerd, in Suriname bestond dat niet.’

De actie was een georganiseerde operatie. Op Schiphol stonden Surinaamse gezinnen al klaar om te worden opgepikt. Nog diezelfde nacht werden ze in de gekraakte flat ondergebracht. Media doken op de gebeurtenis en Just Maatrijk nam journalisten mee op reportage.

‘Maar ondertussen zat de overheid ermee in haar maag’, zegt Duin. ‘Als we ze er nú uitzetten, dachten ambtenaren, dan worden we racisten genoemd. Daar waren ze enorm bang voor. Maar als ze dit zouden toestaan, dan bestond het gevaar dat de rest van de leegstaande Bijlmerwoningen ook werden gekraakt.’

Uiteindelijk kwam de gemeente alsnog in actie. Een peloton van de Mobiele Eenheid trok met honden de flat in en zette iedereen eruit. Maar de volgende avond stond Maatrijk al weer klaar met een koevoet. Het kat-en-muisspel ging een jaar lang door, net zolang tot de overheid overstag ging: alle bewoners van de gekraakte woningen kregen een huurcontract. In de jaren daarna werden de voormalige activisten geïnstitutionaliseerd als Surinaamse welzijnswerkers die – met miljoenen guldens aan subsidies – de flatbewoners moest helpen met het onderhoud van de woningen en hun integratie in de samenleving. Ook de samenstelling van de buurt veranderde. ‘Door die kraakactie werd de Bijlmer definitief zwart’, zegt Koster in de documentaire.

VROLIJKE CHAOS
‘Vanaf dat moment ontstond er wel een, laat ik zeggen, unieke sfeer in de Gliphoeve’, lacht Dekker. ‘Het werd een vrolijke chaos met veel huisfeesten en bedrijvigheid in de gemeenschappelijke gang die de twee flats verbond.’

Daar konden mensen exotisch eten kopen, sommige woningen veranderden in gokhuizen en striptenten, kippen werden in een enkele woonkamer boven een vuurtje gegrild zoals dat in Suriname gebeurde, bij gebrek aan halalslagerijen werden geiten door islamitische Surinamers op het balkon geslacht. ‘Maar het was vooral een gemoedelijke plek waar mensen elkaar hielpen’, zegt Dekker. ‘En het zit ook een beetje in de Surinaamse cultuur dat je met elkáár leeft en niet achter je eigen deur blijft. De galerij werd het nieuwe erf. Een oud-bewoner vertelde me dat de Bijlmer een plek was waar je langzaam afscheid kon nemen van Suriname en langzaam kon wennen aan Nederland.’

Alleen: die groepscultuur botste met de cultuur van de witte Bijlmerbewoners. Ze schrokken ervan, zegt Duin. ‘In de kranten werd voor het eerst over gettovorming geschreven. Mensen dachten: ik ga echt niet in die Bijlmer wonen. Witte bewoners die er al woonden, vertrokken.’

Die vrees was niet geheel ongegrond. De Gliphoeve-flat, waar armoede heerste onder veel bewoners, begon te verloederen. De woningen werden niet goed verzorgd, afval werd van de balkons naar beneden gegooid. De gemeente installeerde een onderhoudsteam van twintig man, dat de flats continu moest oplappen. ‘Dat waren allemaal lui uit de stad die nog bijna nooit een Surinamer hadden gezien’, zegt Dekker. ‘Die onderhoudsmensen vonden het allemaal wel best. Ze werden tijdens hun werkzaamheden ook in deze kleine gemeenschap opgenomen, kregen relaties met Surinaamse vrouwen, dronken een borreltje mee.’

Een van die onderhoudsmannen was tegelzetter Floor Döll. Op een dag vond hij een paar kuikentjes in een van de kelderboxen van de flat. Döll nam de diertjes onder zijn hoede en zorgde voor ze. Zijn hobby liep langzaam uit de hand: in het groene gedeelte tussen de flats breidde hij zijn dierenverzameling uit tot een klein kinderboerderijtje. Duin: ‘In de ochtend kwamen kinderen uit de buurt ontbijten bij Floor en zijn vrouw Wil. Hij ontpopte zich tot de buurtvader van de Bijlmer. Inmiddels is hij verhuisd naar Duitsland, maar veel Surinamers hebben nog steeds liefdevolle herinneringen aan hem.’

HEROÏNE
Na de chaotische en onschuldige jaren volgde een duistere periode: het drugsprobleem. In de tweede helft van de jaren zeventig deed de heroïne-epidemie haar intrede in Amsterdam. Het centrum van Amsterdam werd jaren na de kraakactie in de Gliphoeve schoongeveegd, waarna de verslaafden langzaam uitweken naar de Bijlmer. De kelderboxen werden door junks als verblijfplaats gebruikt. Met hulp van de flatbewoners hingen ze lampjes op en legden een tv-kabel aan. Soms deden ze hun behoefte in een opengebroken, naastgelegen kelderbox.

Duin werd tijdens het maken van haar documentaire gegrepen door het verhaal van voormalige Gliphoeve-bewoner Romeo Olmberg. ‘Hij vertelde dat hij op jonge leeftijd verslaafd raakte aan drugs en in een van de bergingen ging wonen, omdat hij niemand tot last wilde zijn. Hij kreeg hulp van flatbewoners en soms bewees hij hun een dienst door de bewoners gestolen waar te verkopen voor weinig. Romeo is afgekickt en leeft nu in dienst van zijn christelijke geloof.’

‘Het drugsprobleem heeft veel Surinaamse families verscheurd’, vult Dekker aan. ‘De Bijlmer werd de heroïne-hoofdstad van Europa. Het waren niet alleen junks uit de buurt die er gebruikten – de verslaafden kwamen uit heel Nederland en uit het buitenland. Halverwege de jaren tachtig werd het echt naar. De Surinaamse verslaafden waren tenminste nog hún jongens, die kenden ze, daar zorgden ze voor. Maar op een gegeven moment liepen er elke dag zeker honderd onbekende verslaafden rond. Het aantal diefstallen, inbraken, bedreigingen en overvallen nam toe.’

Na bijna veertig jaar bestaat de kinderboerderij van Floor Döll nog steeds. Dat het hier ooit bezaaid lag met drugsnaalden is bijna niet voor te stellen: spelende kinderen voeren de geitjes wat gras, af en toe laat iemand zijn hond uit in de rustige en schone buurt.

Dat komt volgens Dekker door de kentering die zich in de jaren negentig en na de eeuwwisseling voltrok. De anonieme Bijlmerflats werden grotendeels gesloopt, in de plaats daarvoor kwam vooral laagbouw. Dekker: ‘De sociale controle nam weer toe. De omgang met verslaafden is veel beter geworden. Er is goede opvang voor verslaafden gekomen, waar mensen een eigen kamer hebben en hulp krijgen. De overlast en criminaliteit is enorm gedaald.’

SENSITIVITY LISTENER
Het getto-stigma bleef. Ook Duin en Dekker – zelf wit – kwamen zelden in de Bijlmer toen ze naar Amsterdam verhuisden. Tijdens het maken van hun documentaire realiseerden ze zich pas hoeveel pijn er leefde onder Surinaamse Nederlanders. Pijn vanwege de onthechting, pijn door het racisme waarmee ze werden geconfronteerd, en pijn vanwege hun slavernijverleden, dat nog generaties lang doorwerkt. Om die reden namen Duin en Dekker een sensitivity listener in dienst, een meeluisteraar die hun kon wijzen op eventuele blinde vlekken van de makers.

‘Onze ‘sensitivity listener’ Nicole Terborg, zelf ook radiomaker, wees ons op twee belangrijke elementen’, zegt Duin. ‘Zo vond ze het belangrijk dat we meer uitleg gaven over zaken waar Surinamers vóór of tegen streden. We hebben daarom meer quotes opgenomen over discriminatie, het politie-optreden destijds en hoe Surinamers met lede ogen aanzagen dat hun land als wingewest werd gebruikt, terwijl zij er zelf nauwelijks op vooruitgingen.’

‘Ze wees ons er ook op dat niet alle Surinamers huisvuil op straat gooien zoals een van de geïnterviewden zei’, zegt Duin. ‘Ze vertelde dat de mensen die in Gliphoeve kwamen wonen, ook in Suriname tot een lagere sociale klasse hoorden. Dat hebben we toen ook verduidelijkt.’

Duin en Dekker wilden bovendien voorkomen dat de radiodocumentaire een verhaal werd van ‘de witte maker’. Daarom zijn hun stemmen niet te horen en willen ze liever niet met hun foto in de krant, zegt Duin. ‘Dit verhaal is niet van ons, maar van de voormalige Gliphoeve-bewoners.’

Foto’s, van boven naar beneden: ANP, Frans Nieuwenburg/MAI, Egbertus Martens, Doriann Kransberg/collectie Amsterdams Stadsarchief.